Voor wie is Griefelen?
Iedereen kan leren Griefelen en iedereen kan er baat bij hebben. De kern van het Griefelen is namelijk het proces om van spanning naar ontspanning te (leren) komen. Het Griefelen heeft op dit moment vorm gekregen binnen een Griefelprogramma voor kinderen in de ontwikkelingsleeftijd van 2, 5 - 8 jaar. Talloze ervaringen met het programma en onderdelen daaruit, zijn opgedaan in de relatie ouder(s)-kind + individuele trajecten + verschillende soorten groepen (MKD - onderwijs). Er wordt onderzoek gedaan naar de effecten van het Griefelprogramma.
Het Griefelprogramma en onderdelen daaruit kunnen ingezet worden:
- In de thuissituatie bij ouders en kinderen
- De groepen 1/2 van de basisschool als onderdeel van het aanvankelijk onderwijs
- De kinderopvang/KDV
- Behandeling en begeleiding van kindgroepen in de Medisch Kleuterdagverblijven (MKD’s)
- Behandeling en begeleiding van licht verstandelijk gehandicapten
- Individuele ouder-kind trajecten
- Als ondersteuning van de algehele ontwikkeling
- Als behandelingsprogramma bij ontwikkelings-, gedrags-, of stemmingsstoornissen
Het Griefelprogramma heeft als doel:
- Als volwassene samen met het kind taal ontwikkelen voor ervaringen binnen een veilige omgeving. Waardoor bijvoorbeeld ouders begrijpen wat er in een kind beweegt (gedrag betekenis leren geven) en zij kinderen (en zichzelf) kunnen (leren) ondersteunen om meer vat te krijgen op wat er in en met hen gebeurt.
- Handvatten/vaardigheden ontwikkelen om samen te leren hoe van onrust naar meer rust gekomen kan worden, met hulp van coregulatie: van disregulatie naar regulatie leren komen .
Dit gebeurt o.a. door:
Het leren kennen van de zintuigen: horen, zien, voelen, proeven en ruiken
Het zintuiglijk waarnemen staat centraal bij het Griefelen. Dit wordt geïntroduceerd voor de kinderen in het openingslied, waar Stokkie kijkt, luistert, ruikt, proeft en voelt. In de verhalen door (rijm)zinnen als ‘Hè, jekkie, jakkes jullemelies, wat ruikt daar toch zo vréééselijk vies ?!’ Hoe het in je lichaam voelt om ‘zo stevig te staan als een boom’ en hoe voelt dat anders dan wanneer je met een zacht veertje over je huid strijkt. Ook in de klas zijn er talloze mogelijkheden om met de zintuigen te oefenen. Het voelen van klei, water en verf. Het ruiken van grond, klei of scheetjes. Of het bewust worden van de vele soorten geluid die kinderen al dan niet opvangen.
Het leren (h)erkennen van gewaarwordingen, signalen van het lichaam
Krokodil merkt dat hij kronkels ervaart en dat hij dan moet happen en bijten. Schildpad en Vogel zijn allebei bang, maar reageren anders: de één moet vluchten, de ander verlamt/bevriest onder haar schild. De woorden ‘boos’ en ‘bang’ hoeven niet gebruikt te worden, wil een kind leren voelen dat gewaarwordingen door het hele lichaam gaan.
Een moeder die meedeed, vertelde dat ze altijd had gedacht ‘een schildpad te zijn’, maar dat ze nu had ontdekt dat ze ‘best wel veel Krokodil was’.
In de klas kan regelmatig gerefereerd worden aan wat het lichaam aan signalen geeft. Wat doen al die geluiden met een kind? Wie vindt het fijn om het schreeuwen te horen, wie niet? Waar voel je dat in je lichaam. Een kind dat kriebels krijgt in zijn buik, omdat hij had willen schilderen. Rode wangen, omdat het zo spannend is of de blokkentoren nu wel of niet valt. Waar voel je het in je lichaam, nu je wordt geduwd? Zijn het kronkels, is het een kleur, bubbels of steken.
Het herkennen dat je gevoel ook in je lichaam zit, in de vorm van gewaarwordingen in het lichaam en ontdekken waar je dat voelt
De kinderen leren voelen of hun hart snel(ler) klopt, of hun hoofd zwaar wordt, of ze hun vuisten ballen en gespannen spieren hebben. Dit alles valt onder het gewaarworden van wat er in het lichaam gebeurt. Het verschil tussen fijne spanning (blij, mondhoeken omhoog, juichen, verheugen) versus angstige spanning (ogen bewegen snel heen en weer, de ander niet echt aan kunnen kijken), verdrietige spanning (afhangende schouders en hoofd, mondhoeken naar beneden). Dan komen er ook woorden: Sterre die meldt dat er vlinders in haar buik zitten als ze in het spel door Krokodil achterna gezeten wordt; de trillende vingers van Nick als hij probeert om niet op zijn vingers te slaan met de hamer.
De kinderen leren dat er van alles gebeurt in hun lichaam. Ze leren dit te herkennen en aan te wijzen waar ze het in hun lichaam voelen en of we dit boos, bang, bedroefd of blij noemen. Ze gaan merken dat gewaarwordingen niet bij iedereen op dezelfde plek in het lichaam zitten en/of hetzelfde voelen.
Het leren verwoorden van de gewaarwordingen en gevoelens
Het met de kinderen taal gaan maken is o zo belangrijk om letterlijk woorden te gaan koppelen aan wat een kind aan signalen voelt in zijn lijf (= gewaarwording). Hier begint het proces om de gewaarwordingen te kunnen verdragen en vanuit dit verdragen te komen tot meer grip daarop.
Als een kind de signalen die zijn lichaam geeft, goed leert (h)erkennen, is de stap naar het verwoorden gemakkelijker. Woorden voor gevoelens zoals ‘boos’, ‘blij’, ‘bedroefd’ en ‘bang’ worden hierdoor gevulde woorden met een duidelijke betekenis.
Voor de gevoelens liggen ‘krinkels en kronkels’, liggen de gewaarwordingen, de signalen die het lichaam ons geeft. Deze kunnen worden aangewezen, kunnen op grote stukken papier letterlijk in gekleurde ‘kronkels’ worden omgezet of worden ‘ingekrast’ op het aardmannetje. De ‘krinkels en kronkels’ komen daarmee letterlijk van binnen naar buiten en krijgen een vorm en kleur. Een kind kan daarmee makkelijker duidelijk maken wat er in hem omgaat. Tomas kraste zijn hele aardmannetje rood, nadat hij zich had gestoten en een kind had willen schoppen. Dat Tomas overspoeld werd door de pijn in zijn hele lichaam had de leerkracht niet verwacht.
Het is belangrijk dat in de verhalen die de kinderen worden aangeboden alle manieren waarop een kind (maar ook een volwassene) kan reageren op stress een keer voorkomen: vechten, vluchten en verlammen/bevriezen. Ze zijn herkenbaar in de verhalen die voor het het Griefelbos zijn geschreven. De kunst voor een kind is om vanuit de reactiepatronen te leren om de opgebouwde spanning (via het lied, een verhaal en oefeningen die passen bij het Griefelen, af te laten vloeien. Dit gebeurt door trillen en beven, als ook door actief te ontspannen. Het zijn hulpmiddelen van het lichaam, die nadat er iets is gebeurt, kinderen en volwassenen de kans geven om het lichaam en de geest te helpen om tot herstel te komen. Hoe beter een kind hiertoe in staat is, hoe stressbestendiger en veerkrachtiger een kind zich zal ontwikkelen.
Binnen het Griefelen is op dit moment een Griefelprogramma beschikbaar voor kinderen in de leeftijd van 2,5 - 7/8 jaar. Dit Griefelprogramma bestaat uit 10 bijeenkomsten, die allen eenzelfde opbouw kennen. Ontmoetingen gebeuren in de context van een denkbeeldig groot dierenbos, waar 5 dieren wonen.
- Er wordt begonnen met het wakker zingen van de dieren. Stokkie het Stokstaartje wordt wakker met hulp van de kinderen en ritme instrumenten. Zo kunnen de kinderen letterlijk en figuurlijk ‘in het ritme’ komen. Ritme, ontwikkelen van patronen is voor de (hersen-)ontwikkeling erg belangrijk en neemt bij Griefelen een belangrijke plaats in.
Na het lied volgt een verhaal op rijm. In de verhalen staan 5 dieren centraal.
- Stokkie het Stokstaartje, dat net als de kinderen de wereld in gaat en van alles meemaakt
- Giraf adviseert de dieren en helpt ze als ze het even niet gemakkelijk hebben. Als een soort ouder voor alle dieren in het grote dierenbos.
- Krokodil voelt van alles, is vaak boos en wil/moet dan vechten. Krokodil heeft de hulp van de andere dieren nodig om hier mee om te leren gaan.
- Vogel wil vluchten zodra het eng wordt.
- Schildpad wil zich terugtrekken zodra het lastig wordt.
Er zijn 10 verhalen over Stokkie in het grote dierenbos geschreven, die de kinderen vertellen wat er zo al gebeurt in het grote bos. Alle dieren reageren op die situaties op hun eigen manier. Ze reageren allemaal anders.
In het Griefelproces wordt met hulp van verhalen met de kinderen uitgezocht hoe dit precies zit en gaat. Waarom vlucht Vogel terwijl hij eigenlijk wil vechten? Wat kan Krokodil doen met zijn boosheid?
- Het uitzoeken, ervaren en het leren omgaan, gebeurt in oefeningen. Met verschillende soorten oefeningen kunnen gewaarwordingen worden opgeroepen. Het boek ‘Met plezier uit de pas’ geeft vele voorbeelden van oefeningen die worden ingezet voor het Griefelen. Het kind kan daardoor beleven wat de dieren beleven, kan oefenen met voelen bij zichzelf, hoe het werkt met eigen gevoelens en waar dat allemaal zit in het eigen lichaam. Omdat dit is een actief deel is, is het voor kinderen met veel energie een uitlaatklep. Als reactie op wat de kinderen voelen, mogen ze net als de dieren vluchten, vechten of zich terugtrekken.
Kinderen spelen de gevoelens na en worden boos, bang, bedroefd of blij. Ze kunnen leren hoe ze om kunnen gaan met wat ze meemaken. Door binnen de beelden van het verhaal (en het spel) te blijven, blijft het voor de kinderen veilig. Ze kunnen net als de dieren in het verhaal het verschil leren voelen tussen ‘o jee dit is niet oké’ en te komen tot het gevoel ‘dit is wel oké’. Hiervoor is het nodig dat de kinderen oefenen om stevig te gaan staan en rustig te ademen, aanwezig in het lichaam hier en nu!. Daardoor gaan ze merken dat ze lastige gevoelens beter kunnen verdragen en dat je niet meteen boos of verdrietig ‘moet’ worden.
Giraf heeft als hulpmiddel een versje bedacht:
"Laat de kriebels door je lichaam gaan
Laat de lucht door je neus naar binnen
Want daar moet het ademen beginnen !
Voel adem door je hart stromen
Laat dat helemaal tot rust komen
Adem weer in, maak je buik helemaal rond
laat de lucht er weer uit door je mond
kijk ! Je hele lichaam doet graag mee,
en jij weet na een tijdje: dit voelt oké !"
Het Griefelen wordt afgesloten met het onderdeel ‘griefelen’’. Daarmee kan de spanning die door de oefeningen is opgeroepen, weer afnemen. De kinderen (en de begeleiders) mogen daarvoor met hun hoofd op een kussen gaan liggen of zitten, een knuffel dichtbij nemen en een veertje gebruiken om langs het gezicht of armen te strijken. Sommige kinderen worden rustig als er zacht wordt geaaid, sommige kinderen hebben meer druk van het veertje nodig. Er is rustige muziek op met een zich steeds herhalende melodie. De kinderen kunnen duidelijk (leren) voelen in hun lichaam wat het verschil is tussen spanning- en ontspanning. Zinnen als ‘doe niet zo gespannen’ en ‘ontspan toch eens!’ oefenen de kinderen hier letterlijk.
Ontspan toch eens!
Er zijn verwerkingsplaten ontwikkeld, waardoor de kinderen de mogelijkheid krijgen om de herinnering aan het Griefelen levendig te houden. Het geeft de ouders/verzorgers de mogelijkheid om via taal uit te wisselen over wat er is gebeurd in het bos. Daarmee blijft het voor de kinderen actueel wat er nodig is, willen de dieren (en ook het kind) zich beter voelen en reageren op wat er gebeurt als iets ‘niet oké’ voelt.
Kinderen leren het Griefelen door het oproepen van gewaarwordingen in hun lichaam. Hierbij worden ze geholpen door ritmes (zingen) en verhalen op rijm, over een magische wereld waarin van alles gebeurt wat stress oproept. Het naspelen van de stressvolle situaties in een veilige omgeving zorgt ervoor dat de gewaarwording ook daadwerkelijk door het kind ervaren kan worden. Daarbij kan en mag de spanning oplopen. Alle zintuigen komen hierbij aan bod. Tot slot kan de spanning via spelletjes met betrekking tot de ademhaling en gronden, weer afnemen, weer te komen tot ontspanning. Het Griefelen eindigt in een laatste activiteit, namelijk het liggen met een knuffel onder een dekentje luisterend naar rustige muziek met een herhalend patroon. Dit laatste is enigszins te vergelijken met wat mindfulness genoemd wordt.